De voorbereidings- en controlehandelingen worden samen als één bijzondere verrichting aangemerkt.

De bedoeling is om:
– een korte controle buiten en in de auto uit te voeren.
– basiskennis van het voertuig te hebben.
– bekend te zijn met de functie van diverse bedieningsorganen, controlelampjes, meters, schakelaars en de plaats waar deze zich bevinden.

* Controle buiten de auto
– lekkages en eventuele bijzonderheden of afwijkende zaken onder het voertuig
– carrosserie, ruiten en ruitenwissers
– verlichting (koplampen, achterlichten, remlichten, richtingaanwijzers en reflectoren)
– motor- en kofferruimte (goed gesloten)
– ramen en spiegels (schoon en geen beschadigingen)
– banden (juiste profiel en spanning, ventieldop aanwezig, geen beschadigingen, kenmerk zomer/winterbanden)
– oliepeil (niveau)
– remvloeistof (niveau)
– koelvloeistof (niveau)
– ruitensproeiervloeistof (’s-winters met antivries)
– reservewiel (aanwezig, spanning en plaats).

* Controle in de auto
– controlelampjes die voor de veiligheid van belang zijn
– in- of uitgeschakeld zijn van de airbag (i.v.m. een kinderzitje)
– meters (brandstof, motortemperatuur, e.d.).

Een juiste werking van:
– ruitenwisser(s)
– achterruitverwarming en voor- en zijruitontwaseming
– aanjager van ventilatie/verwarming en airco
– remmen (voldoende tegendruk op pedaal).

Een juiste afstelling van:
– bestuurdersstoel
– hoofdsteunen
– autogordel
– stuur
– spiegels.

Tot slot:
Vóór de start wordt gecontroleerd of de passagiers de gordel dragen, of alle deuren goed gesloten zijn en of de hoedenplank vrij is van losse voorwerpen. Het is vanzelfsprekend dat een autorit enige voorbereiding vraagt. Als het een rit in of naar een onbekend gebied betreft, is het verstandig zich vooraf op de route te oriënteren (bijv. routekaart en/of verkeersinformatie, navigatiesysteem instellen).
Alhoewel wettelijk niet verplicht, is het toch wenselijk dat in de auto steeds aanwezig is:
– brandblusapparaat
– verbandtrommel
– reservemateriaal (lampjes e.d.), autokrik, gevarendriehoek, etc.